De hieronder weergegeven tekst verscheen als inleiding op het deel Etty Hillesum Studies III dat als titel meekreeg: Etty Hillesum in discours. De tekst werd geschreven door de redacteurs Ria van den Brandt en Klaas Smelik. De tussenkopjes zijn voor deze digitale versie aangebracht.
Russische teksten
Op een herfstdag in 2009 treft de slaviste Betty van Luin oude boeken aan bij Definitie van een vuilniscontainer op de Hobbemakade in Amsterdam-Zuid. Ze liggen “rommelig verspreid” en Van Luin probeert ze wat te ordenen. Later die dag doet zij de boeken in vuilniszakken en neemt ze mee naar huis. Misschien is een antiquariaat of een kringloopwinkel wel geïnteresseerd? Thuis doet zij, in één van de boeken, een merkwaardige vondst: blocnotevelletjes met Russische teksten en een afgescheurd papieren hoekje met aan weerszijden “Dag!” erop geschreven. Bij het doorlezen ontstaat bij Betty van Luin het vermoeden dat het hier weleens om het handschrift van Etty Hillesum zou kunnen gaan.
Zij gaat met Zij gaat met de blocnotevelletjes naar het Joods Historisch Museum en daar wordt haar vermoeden bevestigd: het handschrift is van Etty Hillesum. naar het Joods Historisch Museum en daar wordt haar vermoeden bevestigd: het handschrift is van Etty Hillesum. Aan deze bijzondere vondst en andere vondsten wordt in dit derde deel van de Etty Hillesum Studies aandacht besteed. Zo doet Klaas Smelik – met behulp van de transcripties van Betty van Luin – verslag van deze ontdekking in zijn essay Een merkwaardige vondst: Nieuwe teksten van Etty Hillesum uit een vuilniszak.
Wanneer er één ding opvalt in de publicaties over Etty Hillesum, dan is het wel dat er zoveel verschillende vertogen en inzichten rondom haar nalatenschap zijn [1]. Etty Hillesum is en blijft voortdurend in discours, vanuit een wonderlijke verscheidenheid aan perspectieven en vraagstellingen, al dan niet ingegeven door nieuw historisch materiaal.
Nieuwe vondsten
In dit derde deel van de Etty Hillesum Studies, Etty Hillesum in discours, maken de auteurs veel gebruik van ‘nieuwe vondsten’ zoals blocnotevelletjes, brieven, nagelaten boekjes met citaten of losse aantekeningen en andere historische documenten uit privéverzamelingen of archieven. Deze op het eerste gezicht nietszeggende documenten blijken vaak onverwacht betekenisvol en vernieuwend te zijn voor het Hillesum onderzoek. Het historisch en literair-historisch onderzoek rondom Hillesum gaat dus onverwijld door, levert voortdurend nieuwe inzichten op en draagt bij aan een meer verantwoord beeld van de historische persoon van Etty Hillesum en haar nalatenschap. Daarnaast hebben de auteurs van deze bundel aandacht voor Hillesums spiritualiteit, voor haar nalatenschap als getuigenis van de Sjoa en voor de beeldvorming rondom Hillesums vermeend martelaarschap.
Inzake Hillesums spiritualiteit besteden wij ook deze keer weer aandacht aan de Franstalige receptie van Hillesums nalatenschap[2]. Etty Hillesum in discours bevat zowel een essay van de Franse onderzoekster Evelyne Frank als van de romanschrijfster Sylvie Germain. Beide vrouwen hebben een boek over Etty Hillesum geschreven[3] en voor beiden is de Joods-Nederlandse dagboekschrijfster van grote betekenis binnen het Europese landschap van huidige en toekomstige spiritualiteit.
Evelyn Frank
Evelyne Frank geeft aan haar essay de titel Trouw zijn aan zichzelf, maar voegt daar heel expliciet aan toe: in de geschriften van Etty Hillesum zoals vertaald in het Frans. Deze toevoeging is voor Frank van belang, want de theologe beseft dat haar analyse is gebaseerd op zowel een vertaalde als een geselecteerde Hillesum[4]. Het lezen van de nalatenschap van Hillesum betekent voor Frank vooral existentiële vragen kunnen stellen aan Hillesum. Franks essay is geconcentreerd op de vraag of de Etty Hillesum in haar geschriften trouw blijft aan zichzelf, en na een bevestigend antwoord op welke wijze zij dit dan doet. En hoe moet deze “trouw aan zichzelf” worden omschreven?
Wanneer, schrijft Frank, “trouw aan zichzelf” wordt gedefinieerd “vanuit een innerlijk criterium – te weten de keuze voor het beste, voor wat het meest intens laat leven en voor wat steeds weer een standpunt loslaat voor een ander en hoger standpunt, omdat het meer in overeenstemming is met het leven en de Levende – dan verschijnt Etty Hillesum als een persoon die een opvallend vindingrijke trouw aan zichzelf vertoont”. En Hillesum probeert in het “werken aan zichzelf” trouw te zijn aan haar aanvankelijke project, namelijk: het wezenlijke, in de diepte van haar zelf aanwezig, te bevrijden om iets van haar leven te maken. Vanuit dit proces komt zij tot aanvaarding van zichzelf, tot zelfvertrouwen en tot zelfwaardering.
Hillesum heeft haar zelfwaardering volgens Frank met name kunnen ontplooien in haar relatie tot God, onder meer in haar zekerheid een schuilplaats voor God te kunnen zijn.
Sylvie Germain
In Kroniek van de eeuwigheid van Sylvie Germain treffen wij een heel ander accent aan, maar ook hier speelt de ervaring van de innerlijke goddelijke schuilplaats een cruciale rol. Met haar essay legt Germain zich toe op Hillesums talent en hartstocht van het lezen en het schrijven. “Het is”, schrijft Germain, “met haar vijf zintuigen dat Etty Hillesum ‘het grote boek van het leven’ heeft gelezen” en door het schrijven schiep zij “ruimte om afstand te nemen van de wereld, van het leven” en dat schrijven heeft haar “ontkleed, gewassen, gereinigd”.
Volgens Germain is er bij Etty Hillesum een onverbrekelijke band tussen lezen en schrijven en is Hillesums schrijven – hoe origineel en vernieuwend ook – altijd een ver-talen in woorden van fragmenten van de oneindige tekst van het leven. Wij hebben daarbij allemaal ons perspectief, maar “Etty Hillesum ging recht op de essentie af” en “heeft zich op de hoogste toppen begeven”. Zij heeft zichzelf als vertrekpunt genomen, “stort zich in haar eigen struikgewas”, is door het schrijven de instorting nabij, maar ontdekt onder het puin “een heel diepe put”, waarin God huist.
“De ervaring van Gods aanwezigheid in haarzelf zal haar verhouding tot het schrijven omverwerpen”, schrijft Germain. Uiteindelijk zal in kamp Westerbork het verlangen ontstaan om alles te vertalen wat zij ziet en beleeft. Hillesum wilde “met de taal tot het einde kunnen gaan”, maar uiteindelijk heeft zij, aldus Germain, ook dit laatste losgelaten. “Een andere noodzaak kwam op haar weg: een schuilplaats , een ‘onderdak’ vinden voor God.” Het feit dat Hillesum erin is geslaagd om de kroniekschrijfster van haar tijd te worden, heeft volgens Germain te maken met de unieke wijze waarop een aantal aspecten in haar nalatenschap samenkomt, waardoor zij niet zomaar een kroniekschrijfster is, maar een “Kroniek van de eeuwigheid” heeft geschreven.
Over Sylvie Germains boek
Voorafgaand aan de essays van Germain en Frank, gaat Ria van den Brandt in op het Franstalige boek Etty Hillesum uit 1999 van Sylvie Germain, een bestseller in Frankrijk. Het boek is vertaald in het Nederlands, maar heeft in Nederland niet hetzelfde succes gekend als in Frankrijk. Germain heeft met haar boek niet een historische biografie willen schrijven, maar een “bio résonance”. Zij wilde met haar boek proberen “de zo unieke en uitzonderlijke stem van deze jonge vrouw, die opnieuw geboren werd bij het naderen van de dood, te laten klinken”. Hier en daar evoceert zij volgens Van den Brandt een wat hagiografisch beeld van Hillesum.
Daarnaast bevat het boek ook enkele historisch-biografische onjuistheden, deels voortkomend uit de toenmalige beschikbare Franse vertaling. Ondanks haar kritiek vindt Van den Brandt het boek van Germain zeer de moeite waard. In het wereldbeeld van Germain geeft Etty Hillesum een spiritueel antwoord op het kwaad, heel in het bijzonder op het kwaad in Auschwitz. Germains benadering van Hillesums omgang met het kwaad is vooral ook daarom boeiend, omdat zij de forse kritiek van Tzvetan Todorov op Hillesums afwijzing van haat en geweld (volgens Todorov toch een vorm van fatalisme en passiviteit) in haar betoog verdisconteert.
Todorov
Met Todorov vindt Germain dat Hillesums spirituele houding inderdaad niet zonder meer aan iedereen aan te bevelen is. Toch meent Germain dat Todorov maar gedeeltelijk gelijk heeft. Want de uitwerking van Hillesums houding “speelt zich af op een heel ander vlak, namelijk op het gebied van de spiritualiteit, waar ze door inzet, verlangen en wilskracht wel degelijk effectief is, zij het op mysterieuze wijze”. “Voor Germain”, zo schrijft Van den Brandt, “is Etty Hillesum een rechtvaardige en barmhartige die – los van elk kerkelijk dogma – het goddelijk avontuur in de wereld opnieuw laat beginnen en daarmee bijdraagt aan de strijd tegen het kwaad.”
In Nederland
De Nederlandstalige receptie onderscheidt zich doorgaans van het zuidelijk enthousiasme[5] door een meer nuchtere toonzetting. Zo schrijft de theoloog Borgman in zijn bijdrage: “Wie het dagboek van Etty Hillesum begint te lezen, kan gemakkelijk het gevoel hebben een overdosis van haar innerlijk leven voor de kiezen te krijgen”. Toch heeft Borgman – ondanks deze leeservaring – Hillesums volledige nalatenschap bestudeerd en besloten dat haar werk ertoe doet, vooral als getuigenis, waarbij hij Hillesums tweede Westerborkbrief als het absolute hoogtepunt ziet. Maar dat niet alleen. Het gaat om haar hele nalatenschap en hoe de oorlog langzaam maar zeker haar levensverhaal binnendringt en zich aan haar opdringt.
“Etty Hillesum schrijft niet over de oorlog of de lotgevallen van de Joden, maar zij schrijft, vanuit haar volstrekt eigen, idiosyncratische positie hoe het is om de oorlog mee te maken, er door te worden overvallen, deze door de gaten en de kieren langzamerhand je leven te zien overnemen.” Voor Borgman is “het simpele bestaan” van Hillesums getuigenis alleen al een overwinning op de logica van de Sjoa. Haar “eenmalige laten zien van haar leven, haar persoon, de personen die zij tegenkwam” is haar daad van verzet.
“Zo spreekt zij namens de mensen van wie niets is overgeleverd, maar die op hun manier ook eenmalige en levende personen waren, deze mensen en geen anderen, die wat zij meemaakten, zo er voeren en niet anders. Juist door haar unieke zelf te zijn doet Etty Hillesum iets wat van algemeen belang is.”
Lisette Thooft
Een heel ander discours over Etty Hillesum treffen wij aan in het essay van Lisette Thooft. Thooft richt zich, zoals ook Frank en Germain, op de bijzonderheid van Hillesums spiritualiteit. Toen Thooft de nalatenschap van Hillesum voor de eerste keer las, werd zij getroffen door de overeenkomsten tussen Hillesums spiritualiteit en de nieuwe of buitenkerkelijke spiritualiteit. “Het belangrijkste verschil is dat Etty Hillesum leefde in een soort ‘eindtijd’ die maar al te reëel was, concreet en acuut.
Er stond een enorme druk op haar, door de reële dreiging van de naderende dood. Onze tijd kampt met vage dreigingen, maar intussen leiden de meeste mensen een veilig en comfortabel leven.” In haar essay ‘Etty Hillesum als voorloopster van de Nieuwe Spiritualiteit: “Beluisteren, wat er opstijgt uit je zelf”’ noemt Thooft een zevental thema’s uit de New Age, die volgens haar ook in het werk van Hillesum terug te vinden zijn, onder meer: ‘alle religies gaan in wezen om hetzelfde’ en ‘God zit binnen in je’.
“Het meest indrukwekkend” is volgens Thooft “de manier waarop Etty Hillesum haar hartstochtelijke seksuele energie, de verliefdheid op Julius Spier, die ze niet onderdrukt maar accepteert en disciplineert, weet om te vormen tot een universele liefde.” Dat beschouwt Thooft als “de brandstof” van haar “mystieke omvorming”. En zij besluit: “Als zij het overleefd had, was zij ongetwijfeld psychotherapeut geworden, of spirituele leraar. Maar laten wij wel wezen: zij IS ook een spirituele leraar geworden. Een die haar tijd op zijn minst een halve eeuw vooruit was.” Het essay van Thooft maakt opnieuw duidelijk hoezeer Hillesums nalatenschap door velen wordt beschouwd als een bijzonder spiritueel erfgoed, en dat deze spirituele nalatenschap vanuit zeer verschillende achtergronden kan worden bestudeerd en gerecipieerd.
Etty Hillesum een martelaar?
Waar de aandacht uitgaat naar Hillesums spiritualiteit, daar is het in het verleden nogal eens voorgekomen dat – met name in christelijke kringen – de beeldvorming van Hillesum samengaat met hagiografische elementen[6]. In 1990 schreef de psycholoog Hans Bendien dat hij tot dan toe – in publicaties over Hillesum – nergens de term ‘martelares’ was tegengekomen, “maar impliciet speelt dit idee een rol zowel in de verering voor haar als in de kritiek op haar”[7]. Een meer expliciet toegeschreven martelaarschap krijgt Hillesum in 1996 bij het verschijnen van Susan Bergmans boek Martyrs: Contemporary Writers on Modern Lives of Faith. In dit boek staat ook een hoofdstuk over Etty Hillesum. Aldus lijkt zij te worden gecanoniseerd als een christelijke martelares. Met zijn essay Is Etty Hillesum een martelaar? reageert Klaas Smelik op deze christelijke annexatie en aanverwante praktijken.
Daarbij maakt hij onderscheid tussen het Joodse en christelijke martelaarschap. De christelijk hang naar lijden heeft volgens hem niets met de keuzes van Etty Hillesum te maken. In het Joodse martelaarschap staat juist het leven centraal. “Als wij Etty Hillesum als martelaar zouden willen zien, dan niet als geloofsgetuige, maar als martelaar voor de eenheid van haar volk in tijden van grote nood en verdrukking, als uiterste verplichting van iedere Jood om voor zijn of haar volk borg te staan.” En, daarin, zo stelt Smelik met nadruk, stond Hillesum niet alleen: “Talloze slachtoffers van de Sjoa hebben deze keuze gemaakt om niet aan hun persoonlijk lijfsbehoud de prioriteit te geven.
Sommige van hun namen zijn bekend, zoals die van Janos Korczak (1879–1942), die de kinderen van zijn weeshuis in Warschau niet alleen naar het vernietigingskamp Treblinka wilde laten gaan, van vele anderen niet.”
Spier, de Bijbel en Etty Hillesum
“Eén van de redenen dat het werk van Etty Hillesum is opgenomen in christelijke kringen” is volgens Alexandra Nagel dat zij geïnspireerd was door de Bijbel en haar dagboeken “van een bijbelsmystieke doorleefdheid getuigen”. En hierbij speelde Hillesums “bijbellezende vriend”, de Jood Julius Spier, een invloedrijke rol. Aan de hand van een nieuwe en bijzonder interessante vondst – een boekje met Bijbelaantekeningen van Spier – en verschillende andere bronnen laat Alexandra Nagel zien hoe Julius Spier steun en bevestiging zocht in passages uit de Bijbel naast andere teksten. Tussen de aantekeningen van Spier en Hillesums verwijzingen naar de Bijbel zitten volgens Nagel wel overeenkomsten, maar er is geen sprake van een “significante aantoonbare overlap”.
Hillesum volgde Spier in veel, maar niet in alles. In Julius Spier zocht houvast in de Bijbel – Etty Hillesum volgde hem thematiseert Nagel ook kort Spiers receptie van Friedrich Rittelmeyers Briefe über das Johannesevangelium en Geheel voor Hem van Oswald J. Chambers. In dit verband komt tevens de invloed van Henny Tideman op Spiers openheid voor christelijke bronnen ter sprake.
Eckhartbeeld van Etty Hillesum
In haar essay “Dit boekje was Etty de laatste maanden tot troost”: Aanvullingen op de Eckhartreceptie van Etty Hillesum neemt Ria van den Brandt haar vorige onderzoek naar het Eckhartbeeld van Etty Hillesum weer op. Het eerste deel van haar essay geeft zij de redenering en de resultaten van haar onderzoek uit 1990 weer en hoe zij destijds tot de bevinding kwam dat het Eckhartiaanse woord Gelassenheit een sleutelwoord in Hillesums Eckhartreceptie was.
In het tweede deel gaat zij in op nieuwe en nog niet onderzochte bronnen die relevant zijn voor Hillesums Eckhartreceptie, te weten: Hillesums eigen exemplaar van de Eckhartbloemlezing die zij in kamp Westerbork bij zich had, een in 2003 voor het eerst uitgegeven brief van Hillesum met twee verwijzingen naar Eckhart, en een handgeschreven Eckhartcitaat in het vriendenboekje Levenkunst. Het nieuwe materiaal geeft meer historisch profiel aan Hillesums Eckhartreceptie en bevestigt dat Eckhart voor Hillesum “in haar laatste maanden tot troost was”.
Het vertrek
In Het vertrek: Een reconstructie van de onverwachte deportatie van de familie Hillesum uit Westerbork op 7 september 1943 legt Gerrit Van Oord de dagboekaantekening van Philip Mechanicus onder het vergrootglas, waarin deze getuigt van de deportatie van de familie Hillesum uit kamp Westerbork. Na analyse van deze aantekening reconstrueert Van Oord – met behulp van verschillende bronnen, waaronder ook een aantal tot nog toe onbekende brieven – “de loop van de gebeurtenissen die hebben geleid tot het onverwachte en onafwendbare vertrek uit kamp Westerbork van vier van de vijf leden van de familie Hillesum”.
In zijn kritiek op een aantal vooronderstellingen rondom dit vertrek – waarbij hij de getuigenis van Benno Stokvis onbetrouwbaar acht en aan Sachbearbeiterin Gertrud Slottke een grotere macht inzake de transporten toeschrijft – komt hij tot een andere these dan de gangbare over het vertrek van de familie Hillesum.
De heersende these is namelijk dat moeder Rebecca (Riva) Hillesum een brief zou hebben geschreven aan Reichskommissar Rauter met het verzoek om meer bewegingsvrijheid, en dat Rauter – ontstoken in woede wegens zo’n aanmatiging van een Jodin – bevel zou hebben gegeven om de hele familie onmiddellijk op transport te stellen. Inzake het onverwachte vertrek van de familie Hillesum wordt dus aan de moeder van Etty Hillesum een grote rol toegeschreven. Van Oord meent dat deze interpretatie onhoudbaar is, en nodigt met zijn essay uit tot een polemiek over deze kwestie.
De bijdragen in dit derde deel van de Etty Hillesum Studies laten zien dat het onderzoek naar Hillesum nog lang niet een verzadigingspunt heeft bereikt. Integendeel, het onderzoek begint zich pas het laatste decennium goed te ontwikkelen. Het Etty Hillesum Centrum van de Universiteit Gent wil – in goede samenwerking met de Radboud Universiteit Nijmegen – het onderzoek blijven coördineren en stimuleren.
Gent, 20 oktober 2011
Noten bij Etty Hillesum Studies III
[1] Deze grote verscheidenheid in receptie was voor ons in 2003 de reden om de Etty Hillesum Studies te starten. In het eerste deel van de Etty Hillesum Studies wordt deze grote verscheidenheid dan ook expliciet gethematiseerd. Vgl. Ria van den Brandt & Klaas A.D. Smelik (red.) Etty Hillesum in facetten (Etty Hillesum Studies,1), Budel, Damon, 2003.
[2] Zoals we ook hebben gedaan in 2003. Vgl. Philippe Noble, ‘Het dubbel filter: De dagboeken en brieven van Etty Hillesum in Franse vertaling’, in: Van den Brandt & Smelik, Etty Hillesum in facetten, 93-109.
[3] Evelyne Frank, Avec Etty Hillesum:Dans la quête du bonheur, un chemin inattendu:Une lecture d’une vie bouleversée et des lettres de Westerbork, Genève, Labor et Fides, 2002; Sylvie Germain, Etty Hillesum (Chemins d’Eternité, collection dirigée par Olivier Germain-Thomas), Paris, Pygmalion-Gérard Watelet, 1999.
[4] Philippe Noble spreekt in dit verband van een dubbel filter (zie noot 2). Pas in 2008 is de Franse vertaling van de volledige editie van Etty Hillesum toegankelijk geworden.
[5] Vgl. de bijdrages van Philippe Noble (‘Het dubbel filter’, zie noot 2) en Gerrit Van Oord (‘Italiaans enthousiasme: Het dagboek van Etty Hillesum in Italië’) over respectievelijk de Franse en Italiaanse receptie in: Van den Brandt & Smelik, Etty Hillesum in facetten, 93-109, 111-127.
[6] Vgl. Ria van den Brandt, ‘Etty Hillesum en haar “katholieke vereerders”: Pleidooi voor een meer kritische benadering van een bijzonder document’, in: Van en Brandt & Smelik, Etty Hillesum in facetten, 57-75.
[7] Hans Bendien, ‘Mythe-vorming over de heiligheid van Etty Hillesum’, in: De Gids, 153 (1990) 3, 174. Volg deze Link.
Recente reacties